Onderzoek opvolging aanbevelingen
Wat bepaalt de opvolging van rekenkameraanbevelingen? Inzichten uit onderzoek en enquête
Hoe weten rekenkamers of hun aanbevelingen worden opgevolgd – en onder welke voorwaarden dat goed gebeurt? Een recent onderzoek van de Rekenkamer Amsterdam, aangevuld met een landelijke enquête onder 121 decentrale overheden, geeft een rijk beeld van de praktijk. Het onderzoek laat niet alleen zien hoe er wordt gerapporteerd over opvolging, maar ook welke factoren bepalen of aanbevelingen daadwerkelijk worden uitgevoerd.
Landelijk beeld: rapportageplicht nog beperkt nageleefd
Sinds 2023 zijn colleges verplicht jaarlijks te rapporteren over de opvolging van aanbevelingen. Uit de enquête (maart 2025) blijkt echter dat circa 42% van de overheden rapporteert. In een aanzienlijk deel van het land is dus nog niet zichtbaar wat er met aanbevelingen gebeurt, ook niet wanneer hierover eerder bestuurlijke toezeggingen zijn gedaan.
Overheden die wél rapporteren, doen dit op uiteenlopende manieren. Sommige colleges leveren uitgebreide overzichten met voortgang, planning en bestuurlijke duiding; andere beperken zich tot summiere statusinformatie of verwijzen naar losse documenten. De grote variatie roept de vraag op wat er nodig is om opvolging goed te organiseren én transparant te maken.
Welke factoren beïnvloeden de opvolging van aanbevelingen
Hoofdstuk 4 van het onderzoeksrapport vat literatuur en Amsterdamse praktijkervaringen samen. Daaruit komt een breed palet aan factoren naar voren dat beïnvloedt of aanbevelingen daadwerkelijk worden uitgevoerd, bijvoorbeeld:
- Randvoorwaarden, zoals beschikbaarheid van capaciteit, expertise, tijd en duidelijke opdrachtverstrekking;
- Succesfactoren, waaronder bestuurlijke betrokkenheid, concreet geformuleerde aanbevelingen, een heldere procesverantwoordelijke en een goed ingericht intern volgsysteem;
- Knelpunten, zoals versnipperde verantwoordelijkheid, onduidelijke interpretatie van aanbevelingen, wisselende prioriteiten en gebrek aan tussentijdse sturing.
Veel van deze factoren spelen waarschijnlijk breder dan alleen in Amsterdam en zijn daarom relevant voor andere rekenkamers die de doorwerking van hun onderzoeken willen bevorderen.
Casus Amsterdam als illustratie van landelijke patronen
De Rekenkamer Amsterdam onderzocht in hoeverre raadsleden volledig en navolgbaar worden geïnformeerd over de opvolging van aanbevelingen. Het onderzoek laat zien dat overzichten, plannen van aanpak en bijbehorende onderbouwing niet altijd compleet of gedetailleerd zijn, en dat belangrijke informatie soms moeilijk te vinden is.
Deze bevindingen sluiten nauw aan bij het landelijke beeld uit de enquête: ook elders blijken transparantie, volledigheid en navolgbaarheid van de opvolging geen vanzelfsprekendheid. Tegelijk laat het onderzoek zien dat verbeteringen mogelijk zijn—bij voorbeeld wanneer colleges werken met digitale monitors, werkprocessen standaardiseren of de raad actiever informeren.
Video: inspirerende voorbeelden van andere overheden
De Rekenkamer Amsterdam ontwikkelde een korte video met zes inspirerende voorbeelden uit gemeenten en één provincie. De video laat zien hoe opvolging inzichtelijk kan worden gemaakt met duidelijke procesverantwoordelijkheden, toegankelijke overzichten en digitale oplossingen die in één oogopslag laten zien welke aanbevelingen openstaan of zijn afgerond.
Een uitnodiging tot reflectie
Het onderzoek eindigt met de vraag hoe overheden ervoor kunnen zorgen dat opvolging van aanbevelingen niet alleen wordt uitgevoerd, maar ook goed wordt vastgelegd en gedeeld. De inzichten uit de enquête en het onderzoek kunnen rekenkamers helpen om hun eigen rol, informatiepositie en werkwijze rondom opvolging kritisch te bezien en waar nodig te versterken.