Auteur: Secretariaat
Onderzoeksprogramma
De rekenkamer kan op basis van monitoring en ideeën, suggesties en verzoeken van de raad, suggesties en verzoeken van derden een groslijst van mogelijke onderwerpen samenstellen. Hieruit wordt het periodieke (onderzoeks-)programma samengesteld.
Het onderzoeksprogramma is een richtsnoer, geen keurslijf!
Een onderzoeksprogramma hoeft niet per se voor één afgebakend kalenderjaar te gelden. Wel is het – vanuit het oogpunt van transparantie en controleerbaarheid – raadzaam om aan te geven voor welke periode welk onderzoek gepland staat. Met de uitvoering van het programma dient flexibel omgegaan te worden. Soms komen er verzoeken uit de raad of zijn actuele kwesties aanleiding om snel een tussentijds onderzoek te doen. Ook het tussentijds informeren van de gemeenteraad / betrokkenen bij grote wijzigingen in het onderzoeksprogramma (bijvoorbeeld uitstel van de aanvang van een onderzoek) is verstandig.
Voor elk onderzoek uit het onderzoeksprogramma dat in uitvoering wordt genomen wordt een onderzoeksopzet gemaakt.
Bekend maken onderzoeksprogramma
Het definitieve onderzoeksprogramma wordt met een begeleidende brief ter kennisneming aangeboden aan de raad.
- Aangeraden wordt ook het college – en wellicht anderen zoals de griffie, directeuren, concerncontroller, controllers, afdelingshoofden, pers e.d. – te informeren.
- Het is gebruikelijk het onderzoeksprogramma op de webpagina van de rekenkamer(commissie) te publiceren.
- Het onderzoeksprogramma kan ook ter inzage worden gelegd.
- Eventueel kan in een huis-aan-huis blad worden gemeld, dat het onderzoeksprogramma van de rekenkamer(commissie) is vastgesteld.
Opvolging rekenkameronderzoek en nazorg
Over wie de opvolging van rekenkameronderzoek bewaakt bestaat verschil van mening. De ene rekenkamer(commissie) vindt dat ze dat zelf moeten doen, andere rekenkamer(commissie)s vinden het bij uitstek een taak van de griffie of de ambtelijke organisatie. Een aandachtspunt hierbij is de rolverdeling tussen rekenkamer, griffie en raad.
Wiens verantwoordelijkheid is het om de doorwerking van rekenkameronderzoek te volgen? Hierover dienen goede afspraken te bestaan om te voorkomen dat de evaluatie en de aandacht voor doorwerking tussen wal en schip valt. De rekenkamer kan zelf een aanbeveling formuleren op welke wijze de doorwerking van het onderzoek het beste gevolgd kan worden.
Bewaking naleving toezeggingen en raadsbesluit rekenkameronderzoek
Er dient duidelijkheid te bestaan over wie in de gaten houdt of toezeggingen ook worden nagekomen. Is dat de raad, de griffie of de rekenkamer?
Als die taak bij de raad of griffie ligt, zal de rekenkamer wel van tijd tot tijd moeten nagaan of men deze taak ook uitvoert (bijvoorbeeld door opname in het jaarplan). Het nakomen van toezeggingen is immers een cruciale schakel in de meerwaarde die een lokale rekenkamer kan hebben.
Vervolgonderzoek
Een periodiek vervolgonderzoek kan ook deel uit maken van het werk van de rekenkamer(commissie). Met het vervolgonderzoek krijgen de rekenkamer en de gemeenteraad beter zicht voortgang van het onderzoekobject (een organisatieonderdeel, beleidsuitvoering, effecten ‘op straat’ e.d.) in de tijd.
Vervolgonderzoek kan op twee manieren worden ingestoken:
- In de ‘smalle’ vorm is het onderzoekobject de uitvoering van de afspraken tussen het college en de gemeenteraad naar aanleiding van het oorspronkelijke rekenkameronderzoek.
- In de ‘brede’ vorm is het onderzoekobject de actuele stand van zaken van het onderzoekobject; in dit geval neemt u alle actuele ontwikkelingen ook mee.
Het voordeel van de eerste vorm is snelheid: een quick scan met een korte doorlooptijd kan snel aan de raad worden aangeboden. Het voordeel van de laatste vorm is dat de gemeenteraad alle relevante informatie over het onderzoekobject ontvangt.
Het vervolgonderzoek zou niet een beoordeling moeten inhouden van de naleving van de oorspronkelijke rekenkameraanbevelingen. Dan loopt de rekenkamer namelijk het risico voorbij te gaan aan de politiek-bestuurlijke werkelijkheid, dat raad en college soms bepaalde aanbevelingen niet overnemen. Het vervolgonderzoek kan dan een bijsmaak krijgen van alsnog gelijk willen halen.
Andere manieren van invloed rekenkamerrapport
Het is ook van belang te volgen op welke andere manieren rekenkamerrapporten aandacht krijgen of invloed hebben. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld de behandeling van rapporten in de media of het gebruik van rekenkamerrapporten in raadsdebatten over verwante onderwerpen. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen het op de voet volgen van tussentijdse ontwikkelingen en het periodiek uitvoeren van een vervolgonderzoek.
Organisatie van de rekenkamer
De manier waarop de rekenkamer is ingebed in de organisatie en het gezag dat de rekenkamer heeft, beïnvloedt de mate van doorwerking. De mate van onafhankelijkheid van de rekenkamer is ook van belang. Sommige onderzoekers (Elzinga bijvoorbeeld) zijn van mening dat de mate van onafhankelijkheid bepalend is voor het succes. Anderen (Hornstra) stellen, dat juist de mate van binding met de raad / provinciale staten een onderzoek succesvol maakt.
Bij samenstelling van de rekenkamer(commissie) gaat het onder andere om:
- Samenstelling: profiel van de voorzitter, deskundigheid, voeling met het veld, omvang en verscheidenheid.
- Gewicht: reputatie van de voorzitter en andere (raads)leden.
- Mate van ondersteuning: aard, omvang en samenstelling.
Bij taakopvatting / werkwijze gaat het onder meer om:
- Ambitieniveau.
- Mate van betrokkenheid van de leden bij onderzoek.
- Betrokkenheid van derden in het proces.
- Allianties / samenwerkingsverbanden met anderen.
- Kwaliteit: gedegenheid en/of draagvlak.
Doorslaggevende rol van voorzitters en secretarissen
Van wezenlijk belang voor de doorwerking is de mate waarin de voorzitter er in slaagt om te gaan met onafhankelijkheid aan de ene kant en betrokkenheid bij de politiek-bestuurlijke arena aan de andere kant.
Daarnaast is de relatie tussen voorzitter –secretaris van belang. De voorzitter vervult zijn functie vaak naast ander werk, waardoor veel taken bij de secretaris zijn neergelegd.
Presentatie rapport aan de raad
Na publicatie volgt de presentatie van het rapport aan de raad. Dat kan op veel manieren: wel of niet in aanwezigheid van de rekenkamer, aan de raad als geheel of eerst aan de commissie etc.
Het komt de besluitvorming over een rekenkamerrapport in de raad ten goede, als de raad vóór de plenaire behandeling met de rekenkamer van gedachten heeft kunnen wisselen over het gepresenteerde rapport. De raad kan vragen stellen en de rekenkamer kan het rapport en de achtergronden van het onderzoek nog eens toelichten. De besluitvorming over een rekenkamerrapport vindt bij voorkeur plaats d.m.v. een raadsvoorstel.
Er zijn veel manieren waarop gemeenteraden in het land de besluitvorming over rekenkamerrapporten in de raad voorbereiden. De drie belangrijkste vormen zijn:
- Bespreking in een vaste raadscommissie (dat kan een aparte ‘commissie voor de rekenkamer’ zijn, maar ook bijvoorbeeld de ‘commissie Algemene zaken’ ). Een mogelijke variant hierop is dat al naar gelang het onderwerp deze commissie wordt aangevuld met de leden uit een of meer vakcommissies. Ook kan er een gezamenlijke commissievergadering worden belegd.
- Bespreking in de voor het onderwerp geëigende vakcommissie.
- Bespreking in een politieke markt (ad hoc samenstelling van de raadsdelegatie waarmee het rapport besproken wordt).
Verloop van de presentatie aan de raad
Voor een goede behandeling van het rekenkamerrapport is het van belang, dat de procedures voor behandeling voor alle deelnemers duidelijk zijn.
De voorzitter van de betreffende commissie of politieke marktbijeenkomst heeft daarbij een belangrijke rol. Hij of zij moet te bewaken, dat de afgesproken procedure bij behandeling in de betreffende (commissie)bijeenkomst ook daadwerkelijk wordt gevolgd. De commissie of raadsdelegatie besluit vervolgens zelf over de verdere behandeling van het rapport. Bijvoorbeeld of het rapport nog afzonderlijk in de gehele raad wordt behandeld (zonder een actieve rol van de rekenkamer(commissie).
De presentatie aan cq. bespreking met de raad kan er als volgt uit zien:
- presentatie door de rekenkamer van het onderzoeksrapport;
- beantwoording van vragen van de commissieleden (of raadsdelegatie);
- rekenkamer maakt plaats voor portefeuillehouder(s)
- gedachtewisseling van commissieleden met college;
- conclusies m.b.t. de gedane aanbevelingen.
Desgewenst kan de rekenkamer of de griffie de raads- of commissieleden in hun voorbereiding tegemoet komen, door de belangrijkste te stellen vragen over het onderzoeksrapport en de antwoorden daarop alvast op papier te zetten. De rekenkamer(commissie) kan ook suggesties doen voor vragen aan het college.
Loskoppelen presentatie en debat
Bij voorkeur wordt de presentatie en de toelichting door de rekenkamer aan de raadscommissie of politieke markt losgekoppeld van het debat tussen raad en wethouder. Als bijvoorbeeld ook de wethouder zou kunnen deelnemen aan het open vraag- en antwoordspel tussen rekenkamer en raad, zou deze gedachtewisseling al snel het karakter van een raadsdebat kunnen krijgen. Hierbij loopt de rekenkamer het risico in een onwenselijke positie tussen raad en wethouder terecht te komen.
Het is in veel gemeenten gebruikelijk het politieke debat pas te agenderen, nadat de raad een bestuurlijke reactie van het college op het rapport heeft ontvangen.
Onderzoeksproces
Het onderzoeksproces bestaat in grote lijnen uit acht stappen:
- Monitoring en selectie onderzoeksonderwerpen.
- Maken van het onderzoeksprogramma.
- Voorbereiden onderzoek en maken onderzoeksopzet.
- Uitvoeren onderzoek.
- Maken rapport van bevindingen .
- Ambtelijk en bestuurlijk wederhoor.
- Publicatie van het rapport en presentatie van het rapport aan de raad.
- Nazorg / opvolging en evaluatie van rekenkameronderzoek.

Onderzoeksopzet
De onderzoeksopzet wordt gemaakt na de keuze voor een onderzoeksonderwerp. De onderzoeksopzet geeft antwoord op de vraag waarom, wat, hoe, door wie en wanneer onderzocht gaat worden.
Voorbereiden onderzoeksopzet
Ter voorbereiding van het onderzoek zijn enkele gerichte acties wenselijk:
- Vaststellen wat precies het onderwerp van onderzoek is en afbakenen van het onderzoeksonderwerp. Dat lijkt voor de hand te liggen, maar in de praktijk blijkt het soms niet eenvoudig om de juiste focus in het onderzoek aan te brengen. Bijvoorbeeld: wat onderzoeken we precies als we ‘het beleid’ onderzoeken? Richten we ons op prestaties of op effecten? Willen we uitspraken doen over enkele onderdelen of over de gemeente als geheel?
- Vaststellen in welke context het onderzoek plaatsvindt, dat wil zeggen dat het duidelijk moet zijn waarom dit onderzoek juist nu plaatsvindt.
- Normenkader al op hoofdlijnen voor ogen hebben: wanneer vinden we iets goed en wanneer fout?
- Benaderen van deskundigen voor enkele algemeen oriënterende gesprekken en hen laten meedenken over een mogelijke aanpak.
- Meer en detail raadplegen van relevante websites en het gemeentelijk informatiesysteem.
- Verzamelen en nalopen op voor het onderzoek relevante informatie van onder meer de volgende bronnen:
- concernbegroting(en) en jaarverslag(en);
- dienstbegroting(en), jaarverslag(en) inclusief
- accountantsrapport (en eventueel ook
- managementbrief) en toetsrapporten bestuursdienst;
- notulen / verslagen / agenda’s / agendaposten / bijlagen;
- persberichten bestuur en diensten;
- berichten in kranten (zoeken via internet).
- Nagaan of vergelijkbare onderzoeken door andere rekenkamers zijn uitgevoerd, zie bijvoorbeeld de databank op www.rekenkamers.nl.
Als het niet mogelijk is normenkader, onderzoeksmethoden en planning al bij de start scherp te formuleren kan de rekenkamer(commissie) er ook voor kiezen eerst een vooronderzoek te doen en pas daarna een beter gedefinieerd hoofdonderzoek uit te voeren.
Andere opties om de onderzoeksaanpak scherp te krijgen is gebruik maken van kennis van andere rekenkamers (best practices van onderzoek op hetzelfde terrein) of een beroep doen op de expertise van onderzoekbureaus.
Ook is het nuttig bij uitbesteding rekening te houden met mogelijke (originele) suggesties die onderzoeksbureaus in hun offerte kunnen aandragen.
Belangrijke elementen onderzoeksopzet
Laat in de onderzoeksopzet de volgende onderwerpen aan bod komen:
- Aanleiding: een korte beschrijving van het onderwerp en de argumenten voor het onderzoek (aandachtspunten zijn onder meer relevant beleid, wet- en regelgeving, het maatschappelijk en financieel belang).
- Doelstelling: het beoogde effect van het onderzoek.
- Probleemstelling, onderzoeksvragen en afbakening: de hoofdvraag en deelvragen die beantwoord moeten worden om de kennis te verkrijgen waarmee het beoogde effect kan worden bereikt.
- Normenkader: de normen waaraan de bevindingen worden getoetst om een oordeel te vormen. Het kan van belang zijn om reeds bij de uitwerking van de onderzoeksopzet te bepalen welk normenkader in het onderzoek wordt gehanteerd. Bij publicatie van de onderzoeksopzet krijgen de betrokkenen zo een beeld krijgen over de normen op basis waarvan de rekenkamer(commissie) haar oordeel vormt. Let wel: vaak worden normen tijdens het onderzoek verder gepreciseerd en uitgewerkt.
- Onderzoeksmethoden: de wijze waarop de gegevens worden verzameld (bijv. interviews, enquêtes, documentenstudie, gevalstudies). Sommige rekenkamer(commissie)s laten dit onderdeel ook wel eens over aan de creativiteit van de externe partij.
- Organisatie, planning, kosten en procedure: vastleggen wie binnen de rekenkamer als trekker/ eerst aanspreekbare voor het onderzoek optreedt en wie het onderzoek begeleiden/uitvoeren. Hier ook aangeven of het onderzoek wordt uitbesteed aan een externe onderzoeker.
Afwijken van de onderzoeksopzet
Elk onderzoek is een zoekproces, waarbij op grond van voortschrijdend inzicht kan worden afgeweken van het oorspronkelijke plan. Dat kan er toe leiden dat sommige, vooraf bedachte onderzoekslijnen eerder worden afgesloten omdat al snel tot sluitende conclusies kan worden gekomen. Op andere punten kan op grond van (tussen)bevindingen juist geconstateerd worden, dat een verdere verdiepingsslag gemaakt moet worden.
Zo nodig vindt hierover communicatie plaats met betrokkenen en de raad(scommissie).
Aankondigen door publicatie onderzoeksopzet
De onderzoeksopzet kan na vaststelling door de rekenkamer openbaar worden gemaakt. Daarbij moet worden bepaald wie de onderzoeksopzet intern en extern ter kennisgeving wordt toegezonden. De raad, het college, de directie, de betrokken afdelingen en eventuele extern betrokken organisaties zijn de meest voor de hand liggende adressanten.
De publicatie van de onderzoeksopzet en het toesturen hiervan aan betrokken bestuurders, directeuren e.d. is feitelijk de aankondiging van het onderzoek. Bij uitbesteding van onderzoek wordt in deze aankondiging ook aangegeven welke onderzoekers van welk bureau het onderzoek zullen uitvoeren. Ervaring leert dat tijdige communicatie van het onderzoeksplan bevorderlijk is voor de medewerking gedurende het onderzoek. Sommige rekenkamer(commissie)s maken bij aankondiging van het onderzoek afspraken over een eventuele vaste ambtelijke contactpersoon.
Onderzoeksmethoden en –technieken
Rekenkameronderzoek kan plaatsvinden met behulp van verschillende methoden en technieken.
Traditioneel rekenkameronderzoek
De belangrijkste elementen bij het ontwerpen van een traditioneel onderzoek zijn:
- het formuleren van een goede probleemstelling en normenkader;
- dossieronderzoek ter vaststelling van probleemstelling en normenkader;
- dossieronderzoek ter toetsing van de uitvoering;
- enquêteren van verantwoordelijken en/of de doelgroep;
- gesprekken en/of interviews met verantwoordelijken en/of de doelgroep;
- het formuleren van een sluitende keten van bevindingen, normen, conclusies, oordelen en aanbevelingen.
Lichtere vormen van onderzoek
Bij de beantwoording van de ‘wat gaan we doen’-vraag is het van belang om goed voor ogen te houden dat een lokale rekenkamer(commissie) ook andere instrumenten tot haar beschikking heeft dan alleen langlopend, grootschalig onderzoek.
Deze ‘lichtere’ onderzoeksvormen kunnen bepaalde onderwerpen op relatief snelle wijze onder de aandacht van de raad brengen, waardoor de rekenkamer waar nodig ook op actualiteiten kan inspelen of kan voorsorteren op eventueel diepergaand onderzoek.
Een rekenkamer zou vanuit kosten- en effectiviteitsoogpunt kunnen streven naar een mix van producten, bijvoorbeeld:
- op basis van een quick scan of vooronderzoek een specifiek probleem bij de raad agenderen;
- een (rekenkamer)brief aan de raad richten waarin de raad wordt geattendeerd op risico’s of een mogelijk probleem in de toekomst;
- een review uitvoeren van onderzoek dat al door anderen is verricht (bijv. een review van het onderzoek naar de jaarrekening door de accountant); of een review naar een onderzoek ex art 213a;
- jaarlijks de kwaliteit van de programmabegroting kritisch bekijken en de raad daar over informeren.
Bij een lichtere vorm van onderzoek liggen alternatieve presentatievormen voor de hand.
Pilot-onderzoek
Het kan zinvol zijn, alvorens het onderzoek wordt gestart één of meer pilotstudies uit te voeren om zo bepaalde onderdelen van een onderzoek (reikwijdte vraagstelling, vragenlijst, analysetechniek, normenkader, informatievoorziening, doelgroep e.d.) uit te testen en op basis daarvan zonodig bij te stellen alvorens over te gaan tot een bredere toepassing.
Vooral bij gemeentebrede onderzoeken verdient het aanbeveling eerst testonderzoeken (‘pilots’) uit te voeren bij een of enkele diensten.
Doelmatigheidsonderzoek
Op de website van de Algemene Rekenkamer is de Handreiking Meten van doelmatigheid opgenomen. De handreiking geeft goede handvatten voor het uitvoeren van doelmatigheidsonderzoek. Aan de orde komen:
- de begrippen prestaties, effecten en doelmatigheid;
- het afbakenen van het te onderzoeken onderwerp;
- het verzamelen van gegevens en het zoeken naar verklaringen;
- het berekenen van doelmatigheid en het omgaan met doelmatigheidskengetallen.
Noodzaak statisch onderzoek
In het algemeen zal het niet noodzakelijk zijn om voor rekenkameronderzoek gebruik te maken van heel ingewikkelde (statistische) onderzoeksmethoden.
Onderzoek uitbesteden
De keuze voor zelf doen of uitbesteden hangt af van de eigen capaciteit, zowel kwalitatief als kwantitatief. Specifieke expertise kan vaak beter worden ingehuurd, dan zelf worden verworven.
Manieren van uitbesteden
Inzet van externen kan op verschillende manieren:
- zelf doen, al dan niet met tijdelijke uitbreiding van de eigen capaciteit of deskundigheid;
- gezamenlijk met andere rekenkamers;
- geheel uitbesteden van het onderzoek aan derden. De externe inzet kan op verschillende manieren plaatsvinden:
- inhuur van derden;
- uitbesteding van onderdelen van het project;
- detachering;
- stageplaatsen;
- organisatie van een klankbordgroep;
- naast de uitvoering door externen een andere deskundigheid in te schakelen voor het kritisch meelezen van en meesturen aan het onderzoek.
Inkoopbeleid eigen organisatie (gemeente)
Het is van belang vooraf kennis te nemen van inkoop- en aanbestedingsbeleid van de (eigen) organisatie. Bijvoorbeeld: maakt de eigen gemeente gebruik van algemene inkoopvoorwaarden.
Opdrachtformulering
Een zeer belangrijke succesfactor voor uitbesteding is de kwaliteit van de opdrachtformulering. Een slechte opdracht leidt nooit tot een goed onderzoek. Vage vragen leiden tot vage antwoorden. Het formuleren van een goede opdracht vereist meestal wat voorwerk van de rekenkamer zoals het voeren van oriënterende gesprekken, het lezen van beleidsnota’s e.d. De kennis hieruit moet de rekenkamer vastleggen in een onderzoeksopzet, met daarin o.a. de onderzoeksvragen. Een goede opdrachtformulering kost tijd maar is een noodzakelijke voorwaarde voor een succesvolle uitbesteding. Een goede opdracht is concreet (eenduidige vraagstelling), afgebakend (vraagstelling, tijd, middelen) en doelgericht (welke uitspraken en welke producten moet het onderzoek opleveren?). Na een goede opdrachtformulering kan de rekenkamer(commissie) verder gaan met het offertetraject.
Aandachtspunt: belangenverstrengeling
Aangeraden wordt om al bij de offerteaanvraag aan de offrerende bureaus te vragen of zij op het betreffende terrein ook werkzaam zijn voor de eigen gemeente.
De vijver van onderzoeksbureaus waaruit gevist kan worden is meestal niet erg groot. Bureaus die interessant zijn voor uitvoering van rekenkameronderzoek, blijken vaak ook werkzaam te kunnen zijn voor college en/of raad. Dat brengt het risico van belangenverstrengeling met zich mee. Dat kan vervolgens er toe leiden dat een potentieel interessant bureau afvalt.
Tijdens het onderzoek door externen
Het kan verstandig zijn de onderzoekers persoonlijk te introduceren bij de betrokkenen bij het onderzoek van binnen en buiten de gemeentelijke organisatie.
De rekenkamer(commissie) kan bovendien veel misverstanden tussen rekenkamer (commissie), onderzoekers en onderzochte afdelingen voorkomen door daarnaast een aantal procesmatige zaken goed te regelen:
- houd tijdens het onderzoek frequent contact met de onderzoekers om vroegtijdig afwijkingen van de oorspronkelijke vraag, mogelijke fricties met de onderzochten en lacunes in redeneringen te signaleren;
- aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de rekenkamer(commissie) bij interviews die de onderzoekers voeren met sleutelfiguren;
- spreek af dat er regelmatig over tussentijdse bevindingen wordt gerapporteerd en overleg plaats vindt met de rekenkamer of een ingestelde begeleidingscommissie;
- maak afspraken over de wijze van vastlegging van gesprekken, dossiervorming etc.
- blijft erop alert dat de bevindingen, conclusies en oordelen in de onderzoeksrapportage volledig op elkaar aansluiten.
De rekenkamer (commissie) zal te allen tijde zelf de regie in handen moeten houden. Zij is tenslotte eindverantwoordelijk voor het onderzoek. Bij onvoldoende regie is het risico aanwezig dat het onderzoek een kant opgaat die niet meer aansluit bij de oorspronkelijke probleemstelling. De rekenkamer(commissie) krijgt dan iets anders dan waarom zij gevraagd heeft. Daar kunnen goede redenen voor zijn. Maar het is wel de rekenkamer(commissie) zelf die akkoord zal moeten gaan met de keuzes in het onderzoek.
Risico’s van verstoorde verhoudingen
Tijdens het onderzoek is de verhouding tussen onderzoekers en ambtenaren van de gemeente belangrijk. Als die verhouding verstoord raakt kan dat het onderzoek ernstig schaden: onderzoekers kunnen worden tegengewerkt, gegevens kunnen worden achtergehouden etc. Ook dit soort zaken dient zo spoedig mogelijk onder de aandacht van de rekenkamer(commissie) te komen zodat deze zo snel mogelijk actie kan ondernemen.
Ervaringen andere rekenkamer(commissie)s
Via de site van de NVRR kan gezocht worden naar rekenkamer(commissie)s die eerder onderzoek hebben uitbesteed naar een bepaald onderwerp. De ervaringen die zij daarbij hebben opgedaan worden graag gedeeld.
Omgevingsfactoren en (politieke) context
De omgeving waarin de rekenkamer(commissie) zich bevindt, beïnvloedt de mate waarin de onderzoeken doorwerken. Een rekenkamer(commissie) kan de doorwerking vergroten door hiermee rekening te houden en rekening te houden met ieders belangen. De rekenkamer(commissie) kan deze factoren echter vaak zelf niet beïnvloeden. Bij relevante omgevingsfactoren gaat het om:
- Politiek bestuurlijke factoren
Rekenkameronderzoek is meestal primair bestemd voor de raad / provinciale staten. Het komt daardoor meestal automatisch in de politieke arena terecht. De verandercultuur van college / gedeputeerde staten en raad / provinciale staten zijn daarom van belang. Interne, politieke verschillen in raad / provinciale staten (en college / gedeputeerde staten) zijn tevens bepalend. Ook hierover wordt verschillend gedacht: sommigen denken dat interne verschillen een positief effect hebben. op de doorwerking van het rekenkameronderzoek. Anderen menen dat interne verschillen juist een negatieve invloed hebben.
De politiek-bestuurlijke actualiteit en de mate van politieke belangstelling voor een beleidsthema hebben ook invloed. Bij een groot politiek belang is er een risico dat uitkomsten strategisch worden gebruikt, zonder dat dit leidt tot instrumentele of conceptuele doorwerking. Beperkte politieke aandacht hoeft niet altijd te leiden tot een beperkte instrumentele en conceptuele doorwerking. - Organisatieafhankelijke factoren
Te denken valt aan zaken als de cultuur in de organisatie, de mate van politisering van thema´s, de verandercultuur, het aantal partijen dat (hinder)macht heeft, al dan niet sterke informatie en adviesconcurrentie in een beleidsveld en de mate waarin draagvlak verworven kan worden in de organisatie. - Factoren in het beleidsveld
Soms bepaalt de overheid samen met maatschappelijke (en belangen) organisaties het beleid. Dat wordt de mate van professionalisering en de pluriformiteit van het beleidsveld van belang. De mening van professionals is belang voor de doorwerking, in een veld dat wordt gedomineerd door professionals. Naarmate er meer verschillende organisaties zijn in het beleidsveld, zal het onderzoek mogelijk meer aanleiding geven tot debat. Maar ook: wanneer het beleidsveld de aanbevelingen uit het onderzoek steunt, kan vanuit deze hoek ook druk worden gezet op raad / provinciale staten en college / gedeputeerde staten om de aanbevelingen over te nemen.
Gebruik maken van kansen die zich voordoen
In de omgeving van de rekenkamer(commissie) kunnen zich unieke kansen (windows of opportunity) voordoen. Het gebruik maken van deze kansen vereist initiatief, ondernemerschap en een goed gevoel voor timing.
Wettelijke taak gemeentelijke rekenkamer
Rekenkameronderzoek is een bij wet duidelijk afgebakend terrein. Volgens artikel 182 Gemeentewet onderzoekt de rekenkamer(commissie) de doelmatigheid, doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur.
Een door de rekenkamer(commissie) ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur is per definitie geen controle van de jaarrekening. Dat is het werkterrein van de accountant, die door de raad daarvoor is ingehuurd.
De breedte van het onderzoeksdomein maakt dat van rekenkameronderzoekers een generalistische instelling verwacht mag worden: ze ‘moeten van alle markten thuis zijn’. Te veel specifiek gerichte vakkennis en ervaring kan contraproductief zijn omdat dit tot de neiging kan leiden om vakjargon en de standaardaanpak op het eigen vakgebied teveel als vanzelfsprekend te beschouwen.
Raadsvoorstel rekenkamerrapport
De behandeling van een rekenkamerrapport in de voltallige raad vindt meestal plaats na de presentatie van het rapport aan een raadscommissie of politieke markt.
Bij voorkeur vindt besluitvorming in de raad plaats over een rekenkamerrapport aan de hand van een raadsvoorstel. Het raadsvoorstel heeft betrekking op de conclusies en aanbevelingen van de rekenkamer.
- Een raadsvoorstel bevat naast een voorstel tot besluitvorming de uitkomst van discussie in de commissie of politieke markt;
- Een raadsvoorstel bevat tevens de opdracht aan het college om binnen een nader te bepalen termijn te komen met een plan van aanpak ter uitvoering van de door de raad overgenomen aanbevelingen.
De meeste rekenkamer(commissie)s hebben zelf geen rol bij de formulering van de tekst (het dictum) van het raadsvoorstel. Het is dan meestal de griffie die zorgt voor een raadsvoorstel met conceptbesluit.
Er zijn echter in het land rekenkamer(commissie)s, die wel zelf raadsvoorstellen maken.
Scorekaart: wel of niet meedoen aan gezamenlijk onderzoek ?
Wat is de Scorekaart?
De Scorekaart is een lijst van vragen die een rekenkamer ondersteunt in haar besluitvorming om wel of niet mee te doen in een gezamenlijk onderzoek.
Wat is de basis van de Scorekaart?
Begin 2011 heeft de NVRR Kring Onderzoek een aantal gezamenlijke rekenkameronderzoeken geanalyseerd en een notitie geschreven met lessen en ervaringen. Begin 2012 is een gezamenlijk onderzoek naar bedrijventerreinen afgerond. De evaluatie van dit onderzoek en de notitie van de Kring Onderzoek, vormen de inhoudelijke basis voor de 10 vragen.
Hoe gebruik ik de Scorekaart?
De Scorekaart werkt als een schoolrapport. U bespreekt de vragen met uw collega’s en vult de Scorekaart in. Elke vraag die u met ‘ja’ beantwoordt krijgt een score van 1 punt. Een totaal van 10 punten is uitmuntend en 1 punt is zeer slecht.

Wat is de totaalscore en wat besluiten we?
U telt de scores op en besluit of uw rekenkamer/commissie:
- wel mee doet met het gezamenlijk onderzoek;
- niet mee doet met het gezamenlijk onderzoek;
- het besluit uitstelt, en probeert het onderzoeksvoorstel te verbeteren.
auteur: Kring onderzoek NVRR – genoteerd doorRonald Hoekstra
Weerstandscapaciteit
Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) schrijft een weerstandsvermogen voor als ratio tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en het totaal aan gekwantificeerde risico’s, waar geen beheersmaatregelen tegenover staan. Bij de berekening van beide elementen is het van belang om hierin compleet te zijn. Alle componenten van de weerstandscapaciteit dienen te worden meegenomen (incidenteel en structureel). De risicoanalyse dient ingebed te worden in een gemeentebreed risicomanagement, teneinde een goed zicht te krijgen op de afgedekte risico’s (als onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering) en de niet afgedekte risico’s (als onderdeel van het weerstandsvermogen). Tot slot dienen alle financiële gegevens te voldoen aan het zogenoemde voorzichtigheidsvereiste.
Definitie van het weerstandsvermogen
Volgens artikel 11 van de BBV bestaat het weerstandsvermogen uit de relatie tussen:
- de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de provincie onderscheidenlijk gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken;
- alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.
Verder stelt het BBV dat:
De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen ten minste bevat:
- een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;
- een inventarisatie van de risico’s;
- het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s.
Belangrijk is dat het BBV het weerstandsvermogen nadrukkelijk heeft gedefinieerd als een ratio. Deze ratio beschrijft de relatie tussen de weerstandscapaciteit en de (gekwantificeerde) risico’s, waarvoor geen maatregelen zijn getroffen. Alvorens verder op deze ratio in te gaan is het goed om eerst beide componenten zo scherp mogelijk te omschrijven.
Weerstandscapaciteit
Het BBV omschrijft de weerstandscapaciteit als zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken. Dit laatste houdt in dat de Minister een duidelijk onderscheid maakt tussen begrote kosten, dat wil zeggen kosten die deel uitmaken van de begroting en meerjarencijfers, en niet-begrote kosten.
Tevens maakt het BBV onderscheid tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit, waarbij onder de incidentele weerstandscapaciteit wordt verstaan het vermogen om onverwachte incidentele tegenvallers op te kunnen vangen, zonder dat dit invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau.
De middelen die dat vermogen bepalen zijn:
- de algemene reserve en de reserves waaraan de raad een bestemming heeft gegeven die kan worden gewijzigd (bestemmingsreserves);
- de in de begroting opgenomen ramingen voor onvoorziene uitgaven voor zover hier nog geen bestemming aan is gegeven;
- de stille reserves, voor zover deze op korte termijn materieel te maken zijn (reserves waarvan de omvang en/of het bestaan niet uit de balans blijkt, voortkomend uit de onderwaardering van activa of overwaardering van schulden bij het volgen van normale waarderingsmethoden).
De structurele weerstandscapaciteit heeft betrekking op het vermogen om onverwachte tegenvallers structureel in de lopende begroting op te vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van bestaande taken. De middelen die dat vermogen bepalen zijn:
- de resterende (onbenutte) belastingcapaciteit;
- bezuinigingsmogelijkheden (voor zover nog niet meegenomen in de begroting en meerjarenramingen);
- cumulatief geraamde onvoorziene uitgaven.
Reserves maken deel uit van de beschikbare weerstandscapaciteit. De algemene reserve is vrij aanwendbaar voor nieuw beleid (of het opvangen van tegenvallers in het jaarresultaat). Bestemmingsreserves zijn daarentegen reserves waar de raad een bepaalde bestemming aan heeft gegeven. Bij een bestemmingsreserve is weliswaar sprake van een vastgelegde toekomstige onttrekking, maar er bestaat op dat moment nog geen verplichting. De raad heeft dan ook alle mogelijkheid om de bestemming van deze reserves te wijzigen.
De totale beschikbare weerstandscapaciteit bestaat derhalve uit de opsomming van alle voornoemde elementen van de incidentele en structurele weerstandscapaciteit.
Een bijzondere categorie vormen de zogenoemde voorzieningen. Voorzieningen zijn afgezonderde vermogensbestanddelen die gevormd worden wegens:
- verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is doch redelijkerwijs is in te schatten;
- risico’s waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is doch redelijkerwijs is in te schatten en daarmee een hoge mate van waarschijnlijkheid kennen;
- fluctuaties in kosten op te vangen (gelijkmatige verdeling van kosten).
Deze definitie impliceert dat voorzieningen geen deel uitmaken van de beschikbare weerstandscapaciteit, omdat er sprake is van reeds aangegane verplichtingen, dan wel van risico’s met een hoge mate van waarschijnlijkheid.
Risico’s weerstandsvermogen
Het tweede element van het weerstandsvermogen bestaat uit de benodigde weerstandscapaciteit op basis van de gemeentebreed geïnventariseerde en gekwantificeerde risico’s, waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die een materieel financieel belang hebben. Risico wordt daarbij gedefinieerd als een mogelijke belemmering voor het behalen van (operationele en strategische) doelstellingen. De omvang van het risico wordt bepaald door de mate van waarschijnlijkheid (kans) en de (gekwantificeerde) impact (op de doelstellingen). De basis voor het inventariseren, kwantificeren en beheersen van deze risico’s ligt in het risicomanagement. Goed uitgevoerd risicomanagement voorkomt daarmee tevens dat het weerstandsvermogen (te) fors oploopt, omdat de meeste reguliere risico’s in het kader van het risicomanagement pro-actief worden herkend en worden afgedekt met beheersmaatregelen.
Voor de wijze waarop het risicomanagement wordt geïmplementeerd kan gebruik worden gemaakt van breed toegepaste en geaccepteerde richtlijnen als COSO en ISO 31000.
Tevens is van belang dat risicomanagement een vast onderdeel vormt van de reguliere planning en controlcyclus, waardoor snel zicht kan worden geboden op mogelijke risico’s en daarmee in een vroeg stadium al beheersmaatregelen kunnen worden genomen. Feitelijk vormt deze sturingsdimensie het logische verlengstuk van de berekening en de omvang van het weerstandsvermogen.
Relatie tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s
Het weerstandsvermogen bestaat zoals gezegd uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de voor de afdekking van de risico’s benodigde weerstandscapaciteit. De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald door het risicoprofiel van de gemeente als geheel, waarbij de waarschijnlijkheid en de omvang/ impact van elk risico afzonderlijk is gewaardeerd en gekwantificeerd. De relatie wordt meestal uitgedrukt in een verhoudingsgetal, waarbij normaliter gestreefd zou moeten worden naar een ratio weerstandsvermogen van minimaal 1,0.
Voorzichtigheidsvereiste
Aan financiële gegevens, die in de begroting worden meegenomen worden nadrukkelijk eisen gesteld. In de ‘circulaire nadere informatie BBV gemeenten’ worden eisen gesteld aan transparantie, toerekening en aan voorzichtigheid. Het voorzichtigheidsprincipe is noodzakelijk omdat bij het opstellen van de begroting en de jaarrekening zich altijd onzekerheden voordoen. Bij de begroting gaat het om ramingen die per definitie een zekere mate van onzekerheid kennen. Het voorzichtigheidsvereiste houdt onder meer in dat risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar in acht moeten worden genomen als zij vóór het opmaken van de jaarrekening bekend zijn.
Initiator: Paul Hofstra
Waarderend Onderzoeken
Waarderend onderzoeken of Appreciative Inquiry (verkort “AI”) is een kwalitatieve onderzoeksmethode die verschilt van traditioneel onderzoeken, doordat zij meer de focus legt op het vergroten van krachten, leren van het verleden en ontwikkelen op successen, dan op wat er niet goed gaat, het corrigeren van fouten, en het oefenen op zwaktes.
Waarderend onderzoek wordt sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw toegepast. De grondslag ligt in de Verenigde Staten bij Dr Cooperrider. Sinds de 21e eeuw is het een wereldwijd toegepaste methodologie. De laatste jaren vindt deze aanpak ook in Europa en Nederland groter vervolg. De Auditdienst van het Rijk (ADR) past het inmiddels toe, De Algemene Rekenkamer (ARK) verkent de mogelijkheden en met name de Gezamenlijke Rekenkamercommissie voor de gemeenten Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Montferland (RC BBLM) past het toe in haar onderzoek naar de effectiviteit van de uitvoering van de WWB richting WWnV cq Participatiewet.
De onderzoeksaanpak kent 5 Uitgangspunten. De onderzoeksaanpak kent in oorsprong 4 fasen ( 4D’s) en in Nederlandse toepassingen 5 fasen (5V’s). De onderzoeksaanpak voor Rekenkamer(commissie)s kent 6 fasen (6V’s).
AI kent ook andere vormen en toepassingen die voor Rekenkamer(commissie)s goed bruikbaar zijn.
Verschil Waarderend Onderzoeken ten opzichte van traditioneel onderzoeken
Waarderend onderzoek heeft een andere focus en onderzoeksaanpak dan het traditionele onderzoek. Traditioneel onderzoek zet een probleem centraal en zoekt manieren om het probleem op te lossen; door te trainen op wat er niet goed gaat, of door het elimineren van een probleem; de zgn’ deficit-oriented approach’ of probleemgerichte benadering.

Uitgangspunten van Waarderend Onderzoeken
Waarderend onderzoek gaat uit van:
- het sociaal constructionistische principe (er is geen objectieve werkelijkheid);
- het poetisch principe (alles is voor meer interpretaties vatbaar, wat jij vindt dat is);
- het simultaniteitsprincipe (een vraag is de eerste stap van verandering’);
- het anticiperend principe (beelden van de toekomst leiden ons) en het
- positiviteitsprincipe (positieve emoties zijn nodig voor groei en ontwikkeling).
Waarderend onderzoek gaat uit van het principe ‘leren van het verleden, ontwikkelen op successen, krachten en gedeelde waardes’. Het gaat uit van het resultaat, waar willen we naartoe, en van de krachten in de organisatie in plaats van de tekortkomingen. Wat willen we WEL? Dat wil niet zeggen dat het onderzoek en de bevindingen niet kritisch zijn, of niet benoemen wat er niet goed gaat; de focus is echter bewust ontwikkelings- en oplossingsgericht. Daarmee is zij duurzamer, kent meer doorwerking , dan puur traditioneel onderzoek. Daarmee draagt zij voor Rekenkamer(Commissie)’s meer bij aan de ondersteuning van de kaderstellende rol van de Raad.
Onderzoeksaanpak
De onderzoeksaanpak kent 5 fases ( de 5 V’s):
- Verwoorden: wat is het onderwerp, de vraag- en doelstelling van het beleidsterrein & onderzoek?
- Verdiepen: wat is de situatie nu (met aandacht voor wat er wel goed gaat en wat wordt ervaren als de krachten en gedeelde waardes in de organisatie
- Verbeelden: waar willen we over 10 jaar staan, wat is het gewenste, gedroomde plaatje?
- Vormgeven: welke concrete acties en tussentijdse resultaten zijn er nodig om tot het ideaalplaatje te komen?
- Verwezenlijken: een uitvoeringsplan maken en uitvoeren
Deze stappen worden idealiter met het gehele systeem, alle betrokken actoren doorlopen.
De allereerste aanpakken in de USA kende 4 fasen ( 4D’s):
- Discover
- Dream
- Design
- Destiny
Onderzoeksaanpak voor Rekenkamer(commissie)s
Voor (lokale) Rekenkamer(Commissie)s is een tussenvorm van AI , genoemd de ‘waarderende benadering’ direkt toepasbaar.

Figuur 2: naar: ‘waarderend auditen bij de RAD, katalysator voor verbetering’. L. Zarrou, R. Kalker & M. De Zeeuw, 2010.
Voor de toepassing voor lokale rekenkamers is het toepassen van de waarderende benadering kritisch en tevens ontwikkelings- en oplossingsgericht. Daarmee is zij duurzamer, kent meer doorwerking , dan puur traditioneel onderzoek. Zij voldoet daarmee aan aanbevelingen uit de evaluatie van lokale rekenkamercommissies (rapport Berenschot).
Waarderend Onderzoeken voor lokaal rekenkameronderzoek, is door Drs Lydia Zwier geconcretiseerd in het model met 6 fasen (6 V’s):
- Verwoorden: wat is het onderwerp, de vraag- en doelstelling van het beleidsterrein & onderzoek? Wat zijn huidig geldende normen?
- Verdiepen: wat is de situatie nu (met aandacht voor wat er wel goed gaat en wat wordt ervaren als de krachten en gedeelde waardes in de organisatie; dit zijn de bevindingen en feitelijke conclusies)
- Verbeelden: waar willen we over 10 jaar staan, wat is het gewenste, gedroomde plaatje ?
- Verbinden: de beelden van diverse onderdelen/groepen/beleidsvelden met elkaar in verbinding brengen ten bate van het spreken van 1 taal en het vinden van gedeelde sterke kanten, waarden en momenta.
- Vormgeven : welke krachten en waarden kunnen we inzetten om te komen op het gewenste punt? En wanneer ? (door de rekenkamercommissie te verwoorden in de conclusies en aanbevelingen)
- Verwezenlijken: een uitvoeringsplan maken en uitvoeren (deze activiteiten zijn aan het college en de organisatie, op basis van de door de raad aangenomen aanbevelingen)

Andere toepassingen
Andere toepassingen van AI-methoden, als aanvulling op traditionele onderzoeken met langere doorlooptijden, bij (lokale) Rekenkamer(commissie)s kunnen o.a. zijn:
- Best practices (h)erkennen
- Het vormen van een normenkader
- Komen tot (gedragen) onderzoeksonderwerpen
- Verbetering informatievoorziening (of komen tot een checklist informatievoorziening) voor Raadsleden
Zie ook
- Waarderend organiseren
- Waarderend samenwerken
- Sociale Innovatie
- Duurzaamheid
- Waarderend Auditen
- Waarderend veranderen
Auteur: Drs Lydia M.D. Zwier-Kentie – november 2012
Referenties:
- Appreciative inquiry (wikipedia)
- Appreciative Inquiry Commons at Case Western Reserve University
- Appreciative Inquiry at Harvard Business School
- Inquérito Apreciativo (Portuguese)
- Appreciative Inquiry Conference 2007 The Power of Positive Change
- Appreciative Inquiry: An Overview
- World Appreciative Inquiry Conference
- International Journal of AI
Verzoek van de raad voor rekenkameronderzoek
De rekenkamer bepaalt de eigen onderzoeksagenda. Maar de raad mag van de wetgever een formeel verzoek indienen bij de rekenkamer(commissie). Een formeel verzoek van de raad is geen geheel vrijblijvende aangelegenheid. Maar, de raad kan géén opdracht geven aan de rekenkamer tot het uitvoeren van een onderzoek.
Afspraken over vorm van een formeel verzoek
Het is van belang dat er goede afspraken zijn over de manier waarop een formeel verzoek van de raad kan plaatsvinden. Bijvoorbeeld:
- in de vorm van een formeel raadsverzoek (op basis van een raadsmeerderheid) dat wordt voorgelegd aan de rekenkamer,
- motiveringsvereiste waarom de raad een verzoek indient of
- dat ook een verzoek vanuit een of meer fracties of door een individueel raadslid mogelijk is.
Beslissing op het verzoek
Het is de rekenkamer zelf die beslist of wordt ingegaan op een verzoek. Hiervoor kan de rekenkamer gebruik maken van beoordelingscriteria voor een verzoek om rekenkameronderzoek.
Uiteraard is een goede motivering om te beoordelen of het onderwerp onderzoekswaardig is voor de rekenkamer(commissie) van belang. Aangeraden wordt hiervoor regels vast te leggen, bijvoorbeeld in de verordening. Deze regels zijn de basis voor de motivering van het al dan niet honoreren van een verzoek van de raad.
Redenen om niet in te gaan op een verzoek van de raad kunnen bijvoorbeeld zijn dat het onderwerp niet past binnen de taakopdracht of de bevoegdheden van de rekenkamer(commissie), het onderwerp te politiek van aard is of dat het onderwerp niet te onderzoeken is (te groot, te vage vraagstelling etc.). In het laatste geval ligt het voor de hand dat de rekenkamer(commissie) in overleg treedt met de raad om te bekijken of er tot een betere onderzoeksvraagstelling gekomen kan worden.
Timing van onderzoek
Timing is waarschijnlijk de meest genoemde factor als het gaat om doorwerking. Onder timing worden de volgende aspecten verstaan:
- Het moment waarop het onderzoek wordt gestart.
- De doorlooptijd van het onderzoekproces.
- De tijdigheid of timing van de resultaten: Met tijdigheid of timing wordt bedoeld dat de uitkomsten eerder bekend moeten zijn voordat het onderzochte probleem (deels) is opgelost of is vervangen.
- Het moment waarop de uitkomsten in de politieke arena bekend worden. Is op het moment dat de uikomsten bekend worden wel aandacht, tijd en interesse vanuit de politiek om het onderzoek te gaan gebruiken? Of is het bijvoorbeeld verkiezingstijd?
- De incubatietijd van het onderzoek.
Voorbeelden
- Een aanbeveling uit onderzoek komt te vroeg als er nog geen enkel beleidsinitiatief is en komt te laat wanner het beleid al is ontwikkeld.
- Wanneer een advies kan worden gekoppeld aan de ontwikkeling van een belangrijk strategisch visiedocument, is de doorwerking maximaal.
- Sommige perioden in het jaar zijn nu eenmaal meer geschikt om een belangrijk advies te presenteren dan andere perioden.
- Bij ee lange doorlooptijd van een onderzoek kan het college / gedeputeerde staten soms niet te lang wachten met het maken van beleid. Soms maakt het college / gedeputeerde staten dan al beleid zonder op de uitkomsten van het onderzoek te wachten.
Relevante cycli
- De verkiezingscyclus: deze cyclus is relatief groot. Eens per vier jaar treedt er een nieuwe raad / provinciale staten aan. Ieder college / gedeputeerde staten heeft een gewenningsperiode waarin aanbevelingen nog niet optimaal zullen landen. Ook op het eind van iedere raadsperiode zullen onderzoeken door de naderende verkiezingen minder doorwerking krijgen. Vandaar dat onderzoeken die in het midden van de verkiezingscyclus worden uitgebracht (grofweg de middelste twee jaar) optimaal doorwerken.
- De beleidscyclus: de lengte van deze cyclus varieert met de complexiteit van het beleidsterrein en de politieke urgentie die er is om het beleid te veranderen. De meeste doorwerking vindt grofweg plaats in het midden en op het eind van de beleidscyclus.
- De P&C -cyclus: onderzoeken die op een verkeerd moment in de planning- en controlcyclus worden uitgebracht, kunnen doorwerking missen. Ze komen dan op een heel druk moment in de cyclus, waardoor er relatief minder aandacht is voor de adviezen. Een onderzoek dat wordt uitbracht vlak voor de algemene beschouwingen, kan politiek en mediatechnisch gezien ‘handig’ zijn. Maar gezien de drukte in de ambtelijke organisatie kan er juist dan ook iets minder doorwerking zijn.
- De cyclus van stelselherzieningen: onderzoeken die worden uitgebracht tijdens de ontwikkeling en doorvoering van stelselherzieningen kunnen inhoudelijk zeker doorwerken. Ze kunnen tegelijkertijd ook enige doorwerking missen als ze worden uitgebracht in een periode waarin de positie van het Rijk onduidelijk is of wijzigt.
Suggesties voor rekenkameronderzoek van derden
Het is mogelijk en wenselijk dat de rekenkamer(commissie) suggesties voor onderzoeksonderwerpen ontvangt van derden zoals raad(sfracties), het college, individuele burgers of belangengroepen. Naar verwachting zal de behoefte van het college om suggesties te doen in de praktijk niet groot zijn. Het college heeft immers zijn eigen onderzoeksbevoegdheid (o.a. 213a).
Inbreng van derden is van belang voor de diversiteit en relevantie van onderwerpen. De rekenkamer(commissie) kan actief suggesties van burgers of maatschappelijke organisaties vragen en / of het indienen van suggesties gemakkelijker maken. Bijvoorbeeld:
- via de website van de rekenkamer,
- via een uitnodiging in een huis-aan-huisblad,
- via een breed verspreide publieksfolder,
- via sociale media,
- via een enquête.
Het is de rekenkamer zelf die beslist of wordt ingegaan op een verzoek. Hiervoor kan de rekenkamer gebruik maken van selectiecriteria voor een verzoek om rekenkameronderzoek.
De rekenkamer(commissie) zal selectief om moeten gaan met ontvangen suggesties van derden. Daarom zal de rekenkamer eisen moeten stellen aan de suggesties die zij in overweging wil nemen.
Als een vraag niet relevant of onderzoekbaar is voor de rekenkamer (commissie) kan zij de vraag doorspelen aan bijvoorbeeld de ombudsman of – met toestemming van de vragensteller! – aan een gemeentelijke dienst.
Ook kan de rekenkamer een concreet verzoek in een bredere context plaatsen en vervolgens onderzoek verrichten naar die bredere problematiek.
Strategische doorwerking
Strategische doorwerking is de verandering van de machtspositie van één of meerdere (doel)groepen door de uitkomsten van een onderzoek. Hierdoor worden zij beter in staat gesteld hun doelen te bereiken. Van strategische doorwerking is ook sprake als het rekenkameronderzoek een functie heeft gehad in het agenderen van onderwerpen, het versnellen of het vertragen van beleidsprocessen, etc. Wanneer het onderzoek het bestaande beleid ondersteunt, heeft het met name een legitimerende functie.
Uit onderzoek blijkt, dat dit type doorwerking in de praktijk vrij vaak voorkomt.
Sjabloon offerte aanvraag
Aanleiding en doelstelling
Geef hier aan waarom het onderzoek wordt uitgevoerd en wat er met dit onderzoek bereikt moet worden. Dit geeft bureaus inzicht in de achterliggende problematiek en vragen. Ook wordt hiermee duidelijk gemaakt wat er met het onderzoek bereikt moet worden bijvoorbeeld een verandering teweeg brengen, de waarheid boven tafel krijgen of leerervaringen opdoen. Getoetst moet worden aan doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid.
Probleemstelling en onderzoeksvragen
Omschrijf wat de probleemstelling van het onderzoek is. Dit is de meest basale onderzoeksvraag die gesteld kan worden. Er zou van het onderzoeksbureau verwacht mogen worden dat ze deze vraag kunnen vertalen in een aantal concrete onderzoeksvragen. Daar zou gebruik van gemaakt kunnen worden. Natuurlijk kun je ook zelf de onderzoeksvragen formuleren en aan het bureau vragen of ze ermee uit de voeten kunnen en/of ze zelf nog aanvullende vragen hebben. In ieder geval dienen de onderzoeksvragen door het bureau beantwoord te worden. Dit dient in de offerteaanvraag duidelijk te worden aangegeven.
Specifieke wensen ten aanzien van de methode en werkwijze
Vermeld hier eventuele specifieke wensen ten aanzien van de te gebruiken onderzoeksmethode en werkwijze. Moeten er interviews plaatsvinden en dan met wie, bijvoorbeeld medewerkers van de ambtelijke organisaties, bestuurders, raadsleden, externen bijvoorbeeld burgers. Geef eventueel ook aan of er bepaalde bestaande gegevens/bestanden in het onderzoek moeten worden meegenomen. Ga echter hier zorgvuldig mee om. Je kunt hiermee de gehele opzet van het onderzoek “dichttimmeren” terwijl het van belang is de creativiteit en deskundigheid van de offrerende onderzoeksbureaus te testen.
Ook eventuele wensen van de samenwerking met de opdrachtgever zijn van belang. Hoe moet de voortgang worden bewaakt, wie is de contactpersoon tijdens het onderzoek en hoe wordt er gekeken tegen ambtelijke en bestuurlijk hoor en wederhoor en welke rol speelt het onderzoeksbureau daarin. Vermeld hier eventueel ook in welke mate het bureau een rol speelt in het communicatietraject.
Procedure en planning
Geef hieraan wanneer de offerte ontvangen moet zijn, bijvoorbeeld datum en tijdstip en op welke wijze de offerte ingediend moet zijn (digitaal of een hardcopy of beide). Geef tevens aan welke mogelijkheden er zijn om vragen te stellen, schriftelijk of telefonisch en aan wie. Ook voor het stellen van vragen dient een deadline te worden aangegeven bijvoorbeeld binnen veertien dagen na ontvangst van de offerteaanvraag. Bij schriftelijk ingediende vragen heb je de mogelijkheid om de andere bureaus daar ook kennis van te laten nemen. Dit dien je echter vooraf aan te geven. Omschrijf hier ook de selectieprocedure als de doorlooptijd van het onderzoek en wanneer en op welke wijze er met het onderzoek begonnen wordt. Bijvoorbeeld er zou begonnen kunnen worden met een startbijeenkomst voor de betrokkenen.
Eindproduct
Geef hierbij aan of het eindproduct een onderdeel is van een rapport van de rekenkamercommissie of dat het een zelfstandig herkenbaar rapport van een extern bureau is of dat het bureau er een herkenbaar rapport van de rekenkamercommissie van moet maken.
Beschikbare budget
Dit is facultatief. We zijn natuurlijk niet verplicht aan te geven welk budget er beschikbaar is voor het onderzoek. Bij relatief eenvoudige onderzoeken is dit ook niet nodig, tenzij het budget erg laag is. Echter bij meer complexe onderzoeken waarbij de bureaus veel vrijheid hebben bij het bepalen van hun voorstel kan het handig zijn om een indicatie van het budget aan te geven. Dit voorkomt een te beperkt of een te uitgebreid onderzoeksvoorstel en op deze wijze kunnen onderzoeksvoorstellen beter met elkaar vergeleken worden (prijs-kwaliteit verhouding).
Selectiecriteria
Geef hierbij aan op basis van welke criteria de offertes worden beoordeeld. Hoe worden zaken als prijs, de aanpak en de ervaring van het bureau tegen elkaar afgewogen. Wordt er gewoon voor de goedkoopste offerte gekozen of wordt er voor de beste aanpak gekozen die binnen het budget blijft of er eventueel iets boven kan liggen? Een aantal criteria zal hierbij belangrijk gevonden worden zoals de inhoudelijke deskundigheid, de ervaring met dit type onderzoek verwijzend naar referenties, de gekozen methode en werkwijze. Ook speelt hier de onafhankelijkheid van het bureau een grote rol. Zijn er eerder opdrachten voor de gemeenten in opdracht door de gemeenten uitgevoerd? Hoe lang is dat geleden en met welk doel? Ook moet hier het onderzoeksprotocol ter sprake gebracht worden.
Eisen aan de offerte
Hier kan aangegeven worden dat de offerte rechtsgeldig moet zijn en moet worden ondertekend, in welke taal en valuta de offerte gesteld moet worden en dat de offerte deel uit maakt van een af te sluiten overeenkomst met het onderzoeksbureau. Bij de opdracht verlening kan er een overeenkomst met het bureau worden afgesloten. Ook dient de geoffreerde prijs van het onderzoek inclusief de te maken reiskosten te zijn.
Adres
Hier dient aangegeven te worden waar de offerte heen moet. Dus het postadres en het e-mailadres.
Bijlagen
Eventuele bijlagen die met de offerteaanvraag worden meegezonden kunnen hier vermeld worden. In ieder geval dient het onderzoeksprotocol, het onderzoeksplan en de Algemene Inkoopvoorwaarden die op het onderzoek van toepassing zijn als bijlage meegezonden te worden.
auteur: Rekenkamercommissie Gemeente Aalten, Oost-Gelre en Winterswijk – ingebracht door Wil Oosterveld
Selectieproces onderzoeksonderwerpen
Een onderzoeksprogramma kan tot stand komen door aan de hand van concrete selectiecriteria een aantal onderwerpen uit de groslijst te selecteren. Het is voor de effectiviteit van de rekenkamer(commissie) doorslaggevend dat de goede onderwerpen op het goede moment worden onderzocht. Zo’n selectieproces kan op verschillende manieren verlopen. De uiteindelijke keuze voor een onderwerp is geen objectief gegeven, maar de uitkomst van een discussie, waarin objectieve criteria een rol spelen naast ‘intuïties’ op basis van signalen.
Suggestie mogelijk eerste selectieproces
Elk lid van de commissie kan bijvoorbeeld een beargumenteerde ‘top 5’ maakt aan de hand van de selectiecriteria. Het uiteindelijke programma is dan de optelsom van alle top 5’en.
Verdieping door vooronderzoek
Indien nodig kan hierna, maar vóór de definitieve vaststelling van het onderzoeksprogramma, een eerste verdiepingsslag gemaakt worden (’een vooronderzoek’). Zo kan de rekenkamer(commissie) een meer beargumenteerde prioritering maken.
Verdieping door selectietoets
Verdieping van het eerste selectieproces is het uitvoeren van een selectietoets voor een beperkt aantal geselecteerde onderwerpen. Deze selectietoets dient een aantal vragen te beantwoorden:
- Wat is het doel, onderwerp, aanleiding?
- Welke subonderwerpen zijn te onderscheiden (zeker wanneer het aanvankelijke onderwerp nog te algemeen is geformuleerd)?
- Welke bronnen zijn geraadpleegd?
- Welke beleidsnota’s zijn van belang?
- Wat is de (recente) bemoeienis van de raad?
- Wat is precies het probleem ofwel wat is de reden voor een onderzoek?
- Wat is de gemeentelijke competentie blijkend uit relevante wet- en regelgeving?
- Wat is het financieel belang?
- Is er ander onderzoek verricht of in uitvoering? Zijn op basis van een verkenning hiervan relevante bureaus en/of onderzoekers te identificeren?
- Is al iets te zeggen over projecttechnische succes- en faalfactoren (zoals de beschikbaarheid van specifieke kennis, de behoefte aan externe deskundigheid, de omvang en ordelijkheid van de dossiervorming terzake, specifieke stellingname van B&W, raad, media e.d. ten aanzien van het onderwerp)?
Een selectietoets biedt zo een beargumenteerde conclusie om een bepaald onderwerp wel of niet in het onderzoeksprogramma op te nemen.
Procesmatig zijn voor de selectietoets verschillende activiteiten denkbaar: vooral bureauonderzoek (raadplegen van uiteenlopende informatiesystemen, telefonische informatierondes), maar ook in beperkte mate verkennende en oriënterende gesprekken.
Selectiecriteria voor rekenkameronderzoek
Het is gebruikelijk om voor een eerste selectie van onderzoeksonderwerpen een aantal selectiecriteria te hanteren. De rekenkamer(commissie) kan desgewenst vooraf aan bepaalde criteria een groter gewicht toekennen:
- De mate waarin het onderwerp past binnen de taakopdracht die de rekenkamer(commissie) in de wet heeft meegekregen.
- De mate waarin het onderwerp past binnen de specifieke taakopdracht en bevoegdheden zoals vastgelegd in de verordening op de rekenkamer(commissie).
- Een zo groot mogelijke bijdrage aan de missie / doelstellingen van de rekenkamer(commissie), gerelateerd aan de inzet van schaarse onderzoekscapaciteit.
- Substantieel financieel, organisatorisch, bestuurlijk of maatschappelijk belang.
- Twijfel over de effectiviteit van het beleid, de doelmatigheid van de uitvoering of de rechtmatigheid van het beleid.
- Mate van risico voor de gemeente, waaronder financieel;
- Toegevoegde waarde: het onderzoek levert informatie op die niet reeds uit andere bronnen bekend is.
- Benutten van specifieke bevoegdheden.
- Spreiding (variatie in onderwerpen, in onderzochte diensten en eventueel politiek, in portefeuilles van wethouders).
- Bruikbaarheid (inspelen op verzoeken), bruikbaarheid van aanbevelingen en verwachte leereffecten.
Een onderzoeksprogramma zal in de praktijk tussen de 1 en 3 onderzoeken per jaar bevatten. Daarnaast kan ook nog een aantal aanvullende activiteiten (bijvoorbeeld advisering) worden gepland.
Wet Werk en Bijstand (WWB)
Wat is relevant bij Rekenkameronderzoek naar bijstandsverlening en re-integratie, een taak die de gemeente uitvoert in het kader van de Wet Werken en Bijstand (WBB).
Algemene informatie over Wet Werk en bijstand (WWB)
Het algemene doel van WWB is :
- personen uit de doelgroep zo snel mogelijk aan het werk helpen of daarvoor toerusten.
- personen die hiertoe niet in staat zijn voorzien van inkomen.
Relevantie van WWB als onderzoeksonderwerp
Re-integratie en bijstandsverlening heeft een groot maatschappelijk en financieel belang.
Het Rijk stelt de gemeenten langs drie kanalen financiële middelen ter beschikking: :
- De kosten voor uitkeringen via het “inkomensdeel”, formeel de gebundelde uitkering genaamd, van het Fonds Werk & Inkomen. In 2011 was dat circa € 4 miljard.
- De kosten voor re-integratie via het “werkdeel” van het Fonds Werk & Inkomen. In 2011 was dat circa €3 miljard.
- De kosten voor de uitvoering (apparaatskosten) via het gemeentefonds. In 2011 beliepen de kosten van de uitvoering circa € 2 miljard.
Samen gaat het om circa €9 miljard. Omdat de problematiek ongelijk over de gemeenten is verdeeld, lopen de bedragen per gemeente sterk uit een, maar voor de meeste gemeenten gaat het om aanzienlijke bedragen.
Onderzoekswaardige onderwerpen
Bij een breed onderwerp als dit zijn dat er teveel om op te noemen.
Voor de re-integratie verwijzen wij naar de algemene informatie hieronder.
Onderwerpen rond bijstandsverlening kunnen zijn:
- niet gebruik (ook bij bijzondere bijstand)
- teveel-gebruik: bijvoorbeeld doordat:
- voorliggende voorzieningen niet goed in beeld zijn;
- de toegangspoort (instroom) niet streng genoeg is;
- de fraudebestrijding niet aan de maat is;
- te weinig aandacht is voor terugvordering en verhaal.
- kwaliteit en klantvriendelijkheid:
- snelheid van de uitkeringsverlening,
- foutloosheid (in een keer goed),
- bereikbaarheid,
- bereidheid tot maatwerk
- aandacht voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer
Bij uitvoeringskosten kunt u denken aan formatie, ict-kosten, kosten per geval (gemiddelde prijs), en benchmarking.
Tot slot kan ook worden onderzocht hoe de gemeente zich op nieuwe beleidsitems voorbereidt (WWNV, wachttijd beneden 27 jarigen, het vragen van een tegenprestatie).
Communicatie, presentatie en nazorg
Aandacht voor een rapport staat niet gelijk aan doorwerking. Maar aandacht is wel een belangrijke voorwaarde voor doorwerking.
Doelgroepen
- Raad / Provinciale Staten
- College / Gedeputeerde Staten
- Ambtelijke organisatie
- Beleidsveld / maatschappelijk middenveld
- Media
- Samenleving
Communicatie
Een goede communicatiestrategie gericht op verschillende doelgroepen is van belang. Als stelregel geldt: hoe directer (frequenter, informeler) de communicatie tussen rekenkamer en haar doelgroep is, des te groter de kans op gebruik van resultaten. Persoonlijke communicatie is meestal effectiever dan schriftelijke. Maar ook: als een rapport breed verspreid wordt, krijgt het waarschijnlijk meer aandacht. Optimale media-aandacht vraagt een actieve benadering (goede persberichten, persconferenties, maar ook persoonlijk contact met journalisten). Het zoeken van de publiciteit brengt ook een risico op minder doorwerking met zich mee. De media kunnen bijvoorbeeld de boodschap van de rekenkamer op de verkeerde wijze interpreteren of berichtgeving kleuren.
Presentatie
In het algemeen geldt: hoe meer aandacht het advies krijgt tijdens de presentatie, des te groter de kans op doorwerking. De presentatie van de onderzoeksresultaten moet passen bij het onderzoek en aansluiten bij de beleving en het begripsniveau van de doelgroep. Meestal presenteren rekenkamer(commissie)s uitkomsten van onderzoek in een onderzoeksrapport, dat wordt toegezonden aan belanghebbenden / belangstellenden. Daarnaast kunnen de resultaten ook op andere manieren worden gepresenteerd. Bijvoorbeeld een video, een (interactieve) website, een posterpresentatie, een fotoreportage, een werkconferentie, een lezing, een folder of een rekenkamerbrief.
Nazorg
Met een goede nazorg kan de aandacht voor een rapport ook op langere termijn aanhouden. Het volgen van totstandkoming van standpunten van en besluitvorming door de raad / provinciale statenis hiervoor van groot belang. Daarnaast kan de rekenkamer(commissie) aan nazorg doen:
- door bij verschillende gelegenheden te wijzen op relevante onderzoeksresultaten,
- het aangaan van gesprekken en
- het doen van vervolgonderzoek en / of doorwerkingsonderzoek.
Uiteraard kan de rekenkamer(commissie) er ook voor kiezen geen natraject te doen.
De meeste rekenkamer(commissie)s (80%) monitoren de toezeggingen van de colleges / gedeputeerde staten of voeren periodiek vervolgonderzoeken uit.
Communicatie en publicatie rekenkamerrapport
De publicatie van een rekenkamerrapport vergt een zorgvuldige voorbereiding. Meestal is het goed te streven naar extra publiciteit, zodat het rapport en de voornaamste bevindingen, conclusies en aanbevelingen daaruit meer bekendheid kunnen krijgen.
Extra publiciteit kan worden verkregen bijvoorbeeld door het geven van interviews, presentaties en het schrijven van artikelen.
De rekenkamer kan ook bijeenkomsten organiseren, waarin de onderzoeksresultaten worden besproken. Voorbeelden hiervan zijn expertmeetings (met externe deskundigen of met ervaringsdeskundigen uit andere gemeenten en maatschappelijke organisaties). Het organiseren van deze bijeenkomsten gaat meestal in overleg met de griffie.
Publicatiedatum rekenkamerrapport
Probeer de publicatiedatum zo te kiezen dat de boodschap op een zo effectief mogelijke manier wordt overgebracht. Dit betekent dat er bewust voor kan worden gekozen om bijvoorbeeld juist voor of na de behandeling van de voorjaarsnota of begroting te publiceren. Een aandachtspunt bij de planning van een publicatiedatum zijn eventuele gemeenteraadsverkiezingen of een vakantieperiode. Een richtlijn zou kunnen zijn gedurende een bepaalde periode (x-aantal weken /maanden) geen rapport te publiceren, vanwege mogelijke politieke gevoeligheden.
Tips
- Wijs binnen de rekenkamer(commissie) één woordvoerder aan die de media te woord staat.
- Meestal is dit de directeur of voorzitter van de rekenkamer(commissie).
- Ook kan bijvoorbeeld het eerst verantwoordelijke (commissie)lid voor een bepaald onderzoek de woordvoerder zijn.
- Om verwarring te voorkomen is dat bij gemengde rekenkamercommissies bij voorkeur een extern lid. Immers, als een raadslid over het rekenkamerrapport in de media het woord voert is het risico groot dat het rekenkamerstandpunt, een eigen standpunt en het fractiestandpunt niet meer te ontwarren zijn. Dit geldt des te meer wanneer het gaat om oordelen en aanbevelingen.
- Kondig een week voor de publicatiedatum het verschijnen van het rapport aan bij de raadsleden en collegeleden. Zo worden zij niet verrast wordt door de publicatie.
- Leg in de week voorafgaand aan de publicatiedatum selectief contact met media. Zo krijgen zij de gelegenheid een artikel (interview) voor te bereiden, dat op de publicatiedatum wordt gepubliceerd. Stuur ze het rapport onder embargo. Schending van het embargo dient gevolgen te hebben voor het betreffende medium.
- Vraag vooraf de tekst van een artikel ter inzage om eventuele onjuistheden te corrigeren.
- Gun de plaatselijke krant de primeur.
- Zorg ervoor dat raadsleden en collegeleden het rapport en (eventueel) het bijbehorende persbericht een dag voor de publicatiedatum (onder embargo) in handen hebben.
- Stuur op de publicatiedatum een persbericht naar de media en houd eventueel een persconferentie. Hierbij kunnen al dan niet de betrokken bestuurders en ambtenaren aanwezig zijn.
- Let er op dat de toon in het persbericht dezelfde is als de toon in het rapport. Het inkorten van de tekst van een rapport tot een persbericht gaat onherroepelijk ten koste van de nuance, maar mag niet leiden tot een kritischer of juist positiever toonzetting dan in het rapport.
- Zorg voor een exclusief interview met het belangrijkste lokale persmedium.
- Nodig bij ingewikkelde of gevoelige onderwerpen journalisten expliciet uit voor een mondelinge toelichting. Niets is zo vervelend als een faliekant verkeerde kop boven een krantenbericht over een onderzoeksrapport.
- Plaats het rapport en het persbericht meteen – maar pas nádat college en raad er over kunnen beschikken – op de website van de rekenkamer(commissie).
Enige tijd na de publicatie vindt de presentatie van het rekenkamerrapport aan de raad plaats.